Acht opmerkingen die mij leerde dat mannen gevaarlijk zijn

Zolang ik me kan herinneren, heb ik geleerd dat ik me moet kleden om niet te provoceren. Om specifieker te zijn: ik heb geleerd me degelijk te kleden om geen mannen te provoceren. Daarnaast heb ik geleerd altijd op te letten, omdat mannen gevaarlijke wezens zijn. Ik leerde dat mannen onbetrouwbaar waren, en met die kennis zou ik moeten weten dat wanneer er een man in de buurt is altijd gevaar op de loer ligt. Ik was gewaarschuwd en als er toch wat zou gebeuren, had ik het aan kunnen zien komen. Ofwel: eigen schuld, dikke bult. Hieronder een lijstje van ‘wijze levenslessen’ die mij voor de gevaarlijke mannen moest behoeden.

  1. ‘Zou je dat nou wel doen, zo’n kort rokje?’ 

    Het was een tijdje mode: korte rokjes. Hele korte rokjes. De lengte werd geïdentificeerd als ‘ziepoesnetniet’. Het was mode toen ik een jaar of 15 was. En ik wilde dat ook, maar dat kon ik heus vergeten. Want waarom zou ik in zo’n rokje naar buiten gaan? Wat was ik van plan? Zulke rokjes zijn niet voor fatsoenlijke meisjes. Ik zou nog eens wat nare reacties op mijn hals kunnen halen van mannen, en dat moet ik niet willen. Nee, ik moest maar ‘gewoon’ een broek aantrekken. Een broek trekt in ieder geval minder aandacht. Met een rok aan vraag ik natuurlijk om problemen.

  2. ‘Ik kan je navel zien’

    Met mijn 85D heb ik redelijk bos hout voor de deur, maar ik draag zelden tot nooit een decolleté. En mocht ik per ongeluk een decolleté aanhebben, dan kun je er donder op zeggen dat ik een jas, blazer of vest eroverheen heb die ik om de haverklap over het decolleté trek. Niet omdat ik preuts ben, maar omdat ik geleerd heb dat mensen (lees: mannen) altijd naar je borsten kijken. En met een decolleté vraag je daar om. Wil je dat niet? Dan moet je geen decolleté dragen. Zo geschiedde. Overigens, toen ik een keer een shirtje met decolleté droeg en vooroverboog werd ik toch, nadrukkelijk, op mijn hoerigheid gedrukt: “Zo hallo, ik kan je navel zien.” En dat was het einde van het experiment decolleté. Dit gebeurde in mijn tienerjaren en ik ben nu mid dertig. Geen idee of ik ooit nog normaal een decolleté kan dragen.

  3. ‘Met die make-up kun je net zo goed op de wallen gaan staan.’

    Je bent jong en je wil wat. Dit werkt ook zo met make-up. Net als je moet experimenteren met je kleding, is de kans groot dat make-up ook niet ontkomt aan je probeersels. Bij mij was dat wel het geval. Ik heb behoorlijk geoefend met allerlei kleurtjes op mijn gezicht. Wat niet in goede aarde viel, want met veel make-up looks kon ik ‘goede zaken op de wallen doen’. Gelukkig kon ik mijn looks ook heus verkopen aan clowns. Het meest uitbundige wat ik nu nog doe met make-up is hele donkere lippenstift of een groen oogschaduuwtje, maar voor de rest pak ik de kwast amper nog op.

  4. ‘Die hakken zijn niet voor fatsoenlijke meisjes.’

    En ik was natuurlijk een fatsoenlijk meisje. Ik heb altijd een zwak voor schoenen met hoge hakken gehad. Het had gewoon iets, maar dat maakte niet uit! Hakken van die hoogte waren alleen voor een bepaald slag vrouwen, en daar hoorde ik niet tussen. Dat ‘slag vrouwen’ vraagt namelijk alleen maar aandacht aan mannen, en dat zorgt voor problemen! Toch werkte dit, in tegenstelling tot het decolleté, averechts op mij. Ik heb nu een kast vol staan met hoge hakken en ik laat niemand wat zeggen over mijn schoenen. Alleen als ik erop loop, voel ik soms ogen prikken. Want ja, die schoenen zijn toch voor een bepaald slag mens. En daarmee werd niet het fatsoenlijke, leuke, gezellige meisje uit de straat bedoeld.

  5. ‘Loop nooit alleen naar huis, je weet niet wat er kan gebeuren’

    Ik vraag me werkelijk af of er ooit een man is geweest die deze zin heeft gehoord. Ik moest altijd op mijn hoede zijn voor aanranding en verkrachting. Als ik alleen naar huis zou lopen dan zou ik de kans aanzienlijk vergroten om een man tegen te komen die zich aan mij zou vergrijpen. Ik kan me niet eens meer herinneren hoe vaak ik alleen naar huis ben gelopen, angstig. En van alle keren dat ik naar huis ben gelopen, is er nog nooit wat gebeurd. Ik ben altijd voor niets angstig geweest. Elke man die naast mij kwam lopen, zag ik als potentiële verkrachter. Zo heb ik ook nog nooit (te) aardig gedaan tegen een man die naast mij kwam lopen als ik alleen liep. Hij moet immers wat van me.

  6. ‘Een hoer zou jaloers zijn op deze outfit’

    Als ik een jurk aanhad die mijn rondingen accentueerde, nou dan was ik nog niet jarig. Met mijn maat 42 heb ik wel een ronding hier en daar, en daar maak ik me helemaal geen zorgen oover. Maar toen ik jonger was, was het blijkbaar wel een probleem. Mijn zichtbare rondingen (toen nog geen rondingen à maat 42) moesten verstopt worden, want in een strakke jurk kon een sekswerker nog eens jaloers worden op mij. Het heeft ook wel echt heel erg lang geduurd voordat ik weer strakke jurken durfde te dragen, want als een man dan viezig naar mij keek, was het namelijk mijn eigen schuld. Had ik me maar niet moeten kleden als hoer. Toen ik besloot toch weer eens een strakke jurk aan te trekken, trok ik gelijk een héle strakke jurk aan met een lengte ‘ziepoesnetnie’ én hakken zo hoog als flatgebouwen. Bevrijdend was dat. Dat ik dit in mijn huis aanhad, tijdens een huisfeestje: dat doet er niet toe.

  7. ‘Bedek je drankje te allen tijde, voor je het weet gooit iemand er wat in’

    “Als je gaat stappen, houd je drankje altijd vast, want je weet nooit wie er wat in wil gooien.” Ik ben daar zo bang voor geworden, dat ik mijn drankje niet eens de kans geef om alleen te staan op de bar. Een Southern Comfort atten is niet zo’n probleem. Overigens geloof ik heus dat er idioten zijn die wat in je drankje deponeren, net zoals ik geloof dat er heus een verkrachter op de loer kan liggen als je alleen naar huis loopt, maar ik geloof niet dat de kans zodanig groot is dat deze angst je ingeboezemd moet worden als jonge vrouw. Als een man een vrouw pijn wil doen, doet ‘ie dat toch wel. Hoeveel waarschuwingen je ook hebt gegeven. Als hij wat in haar drankje wil gooien, dan flikkert hij wat in haar drankje hoor.

  8. ‘Als je zo gekleed gaat, of dat doet, of zoiets zegt, of er zo en zo uitziet: dan vraag je erom’

    En dat is het enige wat ik hoorde in bovenstaande ‘wijze lessen’. Mannen hadden bij mij bij voorbaat al een slechte start. Het was onmogelijk dat zij niets van mij wilde; ik ben toch niet voor niets gewaarschuwd? Ik ben opgevoed met het idee dat ik mezelf altijd moet beschermen tegen mannen. En dat idee is eigenlijk nooit wegegaan. Ik heb geleerd dat mannen niets goeds in zin hebben, en als ze doen alsof ze dat wel hebben, komt het vanzelf uit dat ze liegen. Zo zijn ze, die mannen.

    Natuurlijk weet ik tegenwoordig beter, maar ik denk nog steeds heel hard na over een decolleté. Eigen keus of conditionering?

    Oh, en het is ook wel handig als jongens worden opgevoed met de gedachte dat meisjes niet bestaan voor hun bezit. Dan kunnen meisjes opgevoed worden met het idee dat ze helemaal niets hoeven te laten, omdat ze bang moeten zijn dat er wezens zijn die zich aan hun kunnen vergrijpen. Kip-ei, maar wel allemaal blij.

1 Comment

  1. “Dan kunnen meisjes opgevoed worden met het idee dat ze helemaal niets hoeven te laten, omdat ze bang moeten zijn dat er wezens zijn die zich aan hun kunnen vergrijpen.”

    Precies dit. Kristien Hemmerechts schreef een tijd geleden het pamflet “De man, zijn penis en het mes”, over de normalisering (in ieder geval in debatten en voorlichting) van seksueel geweld tegen vrouwen. Misschien interessant om te lezen!